ALCUIN OLTHOF

Alcuin Olthof huisje header
Zoek
Sluit dit zoekvak.

SPOREN vinden, zoeken of maken?

Geplaatst op 11th May, 2013 door Alcuin

Uit het archief: Themakrant Open Ateliers ‘95

In een verlaten bergachtig gebied loop ik rond en stuit op een regelmatig, doorlopend vlak gedeelte. Is dit een pad? Jawel, dit moet een pad zijn of anders vroeger geweest zijn, ik zie hier en daar, verscholen onder de begroeiing delen van een wand met gestapelde stenen. Die stenen zijn niet zomaar op elkaar terecht gekomen, ze zijn gestapeld door mensenhanden. Mensen hebben hier ooit een pad gemaakt en hebben om het te beschermen muurtjes van stenen gestapeld.

In zo’n beschrijving zitten op al verschillende aanleidingen die in een verhaal over ‘sporen’ thuishoren. Ik tref iets aan dat op een pad lijkt, kijk nog beter rond en zie de gestapelde muurtjes en neem nu aan dat mijn vermoeden juist was: een pad. Dus aangelegd door mensen. Maar nu komen de vragen. Wie, welke mensen zullen het hebben aangelegd? Wanneer deden ze dat? Waar leidde het heen? Was het alleen geschikt voor voetgangers – herder met zijn kudde – of kon er ook een kar overheen?

Sporen in de meest algemene betekeneis zijn tekens, tekens van aanwezigheid. Scherper: tekens van wat aanwezig geweest is. Sporen treffen we altijd achteraf aan. Sporen worden gemaakt of worden achtergelaten. Maar dat is geen tegenstelling: maken is hier ook achterlaten. Zelfs als we een onderscheid maken tussen bewust sporen aanbrengen en het zonder bedoeling, zonder er op te letten sporen nalaten. Daar kom ik later op terug.

Altijd is er spaken van iets, iemand of in het meervoud ietsen of iemanden die aanwezig geweest zijn, die gepasseerd zijn op een plek. Zo laat een storm zijn sporen na – ‘een spoor van vernielingen’- maar hetzelfde kan gezegd worden van een groep voetbalfans die na een wedstrijd de stad zijn ingetrokken en om het nog breder te maken: volledig omgewoelde paden laten weten dat in dat bosgebied grote groepen wilde zwijnen zijn gepasseerd.

Maar met ‘vernielingen’ wordt het tegelijk in het negatieve getrokken, niet dat dat te vermijden valt, want sporen zijn nu eenmaal van al het gebeuren, van alle aanwezigheid, zowel van het positieve als van het negatieve.

Dat moet ik vasthouden: de aanwezigheid, de passage – dat kan van korte en van lange duur zijn geweest. Ook die duur kan meestal ui die sporen worden afgelezen. Het kan om een enkele individu zijn gegaan en ook om hele beschavingen. ‘Hij of zij’ was daar – zij (dat volk, die groep) waren daar.

Tegelijk zijn sporen nooit volledig – ik bedoel: sporen zijn overblijfsels, er was meer maar dat is verdwenen. Hier speelt de kunst van het ‘aflezen’, de specialisten die genoeg hebben aan sporen om een heel verhaal te vertellen. Of zoals ons werd overgeleverd van bepaalde natuurvolkeren – bijvoorbeeld indianenstammen – die aan de sporen van gepasseerde beesten konden aflezen niet alleen wanneer ze gepasseerd waren, maar ook hoe groot het beest was, of het mannelijk of vrouwelijk was en nog veel meer. Voor hen was het meestal een kwestie van overleven.

Toch maakt die onvolledigheid sporen gewoonlijk raadselachtig, er is een onzekerheid in het spel. Er moet geduid worden, met steeds de mogelijkheid dat men zich vergist.

Sporen van beschavingen

Het is duidelijk dat vele plekken van de nu bewoonde wereld andere beschavingen of culturen gekend hebben die nu verdwenen zijn en dat soms zelfs heel lang en zonder dat er sprake is van een continuïteit met wat nu aanwezig is. Dat geldt voor d meeste continenten – zowel in Klein Azië (Babylon!) Afrika als Latijns-Amerika (Incacultuur!) Maar laat ik een door velen bekend voorbeeld gebruiken – want het gaat om sporen en niet om die cultuur – en stilstaan bij de Stonehenge, de rijen van gigantische, rechtopstaande stenen die ooit een concentrische cirkel hebben gevormd op de Salisbury-vlakte in het Engelse Wiltshire. Waarschijnlijk is het geheel in drie stadia gebouwd, waarvan het eerste teruggaat tot zo’n tweeduizend jaar voor Christus. Hoewel er al heel lang studie gemaakt is van dit stenen monument, weten we er nog maar weinig van: noch welke volken het hebben opgericht, nog de precieze betekenis of functie. Vrijwel zeker moet het een plek geweest zijn waar erediensten werden gehouden en uit de rangschikking valt af te lezen dat e zon daarbij een belangrijke rol speelde, omdat op de ochtend van de zomerzonnewende de zon min of meer recht achter een soort altaar of zonnesteen boven de horizon opkomt. Dat zou kunnen betekenen dat het om een monument ging met een ingebouwd middel om de tijd te bepalen.

Termen als ‘waarschijnlijk’ of ‘vrijwel zeker’ of ‘zou kunnen’ geven het karakter van sporen aan: de fragmenten vragen om een interpretatie en behalve de hier nu summier aangegeven, zijn er vele andere geweest, maar echt zeker weten is er niet, er blijft een raadselachtigheid.

De Stonehenge vormt een interessant en intrigerend voorbeeld, maar zoals gezegd, is het er een van vele. En elke keer zijn er de vele interpretaties die niet alleen boekdelen spreken, maar ook letterlijk bevatten. Alleen al de literatuur over Stonehenge bevat een goed gevulde boekenplank in de bibliotheek.

Sporen als inspiratiebron

Daarnaast – om een sprong naar het heden te maken – vormt zo’n stenenverzameling als Stonehenge (maar ook vele andere en vergelijkbare) een inspiratiebron voor ‘landschapskunstenaars’. De ‘landmarks’ zoals we die aantreffen in bijvoorbeeld het werk van de kunstenaar Robert Long zijn daar beslist schatplichtig aan. We kennen ‘landart’ kunstwerken aangebracht in polders of riviermondingen, die uit tekens bestaan die hun oriëntatie danken aan de zonsop- en ondergangen. Maar nu gaat het om individuele daden, die niet verder reiken dan dat. Die geen verbinding hebben met een verdergaand ‘religieus’ gevoel van een groep of gemeenschap en dus ook niet gedragen worden door zo’n gemeenschap.

Deze kunstwerken worden gefotografeerd en vervolgens gepubliceerd in kunsttijdschriften – vaak is dat hun enige ‘behoud’, want meestal zijn ze tijdelijk van karakter. De daad die verricht is haalt vaak de krant, maar de krant is al een symbool van tijdelijkheid.

Die tijdelijkheid wordt overigens dikwijls bewust gewild, zoals het inpakken van bruggen en gebouwen (meest recentelijk de Reichstag in Berlijn) door Christo – het mag een paar weken duren en dan moet alles weer verdwijnen, eigenlijk zonder ter plekke een spoor achter te laten.

De vergelijking tussen de aangetroffen sporen als bijvoorbeeld Stonehenge en de aangebrachte (vaak tijdelijke) tekens van Long of Christo doet ons de vraag stellen of in het laatste geval sprake is van sporen in de eigenlijke zin van het begrip. Niet de tijdelijkheid is daarbij het beslissende criterium. Tenslotte wist ook een stevige regenbui ook de sporen van een passerende mens of dier uit: eerder is het de afwezigheid van de verwijzing van de ‘meer-gebeuren’. De betekenis moet in die aangebrachte tekens zelf gevonden worden. Hooguit is er de verwijzing naar hedendaagse kunstopvattingen, maar de vraag is of we daar het begrip ‘sporen’ mee moeten belasten.

Sporen kunnen verdwijnen

Centraal blijft dat sporen met aanwezigheid te maken hebben., dat er iets heeft plaatsgevonden – let wel   plaats – gevonden, altijd is er een plaats of plek bij betrokken – en dat daar tekens van zijn overgebleven.

Maar zoals zojuist gezegd kunnen sporen verdwijnen, er was meer en dat andere is al verdwenen, slechts de sporen zijn overgebleven en die kunnen dus op hun beurt verdwijnen en dan is iets letterlijk spoorloos verdwenen.

Daarnaast kan er echter ook de bewuste wil bestaan een gebeuren te ontkennen of beter: er voor te zorgen dat men denkt dat het niet heeft plaatsgevonden. De zekerheid dat men altijd sporen nalaat, leidt dan tot de noodzaak die sporen uit te wissen. Hier komen we natuurlijk op het gebied van de m i s –daad, op het terrein van daden die men onzichtbaar wil houden, zodat men kan doen voorkomen dat er niets aan de hand was.

Een van de mooiste, klassieke voorbeelden vinden we in Reinaert de Vos – het middeleeuwse epos dat door een zekere Willem zou zijn geschreven, daarin wordt gezegd:

‘Doe saghic, eer hi daenen sciet,

Dat hi den steert liet mede gaen

Daer sine voeten hadden gestaen

Ende decke sijn spore metter mouden’.

Een van de opmerkelijkste zaken aan een vos is zijn prachtige staart, maar uit het vroege epos blijkt dat het niet alleen om schoonheid gaat – die staart is heel functioneel. Ze dient oom de sporen uit te wissen, daar waar de voeten hebben gestaan wordt modder (grond dus) overheen geveegd.

Natuurlijk is zoals in de meeste dierenverhalen het dier symbolisch gebruikt voor de mens: ook mensen kunnen er behoefte aan hebben hun sporen uit te wissen. Wat dan vervolgens weer leidt tot andere activiteit, namelijk de sporen weer opzoeken. De geniale figuur van een Sherlock Holmes, de detective zoals die door de Engelse schrijver Conan Doyle is geschapen, staat voor iemand die sporen ontdekt –en daar conclusies aan verbindt – iemand die ons elke keer verbluft doet staan omdat hij dingen (=sporen) ziet die iemand anders heeft kunnen opmerken.

Verder kunnen we, vooral in regiems zoals Stalinistische, de praktijk van het herschrijven van de geschiedenis – wat onder meer tot gevolg had dat foto’s werden geretoucheerd: plots is een bepaald (want in ongenade gevallen) persoon van de foto verdwenen. Ook dar gaat het om het uitwissen van sporen.

Over foto’s gesproken: vrijwel alle romans van de Franse schrijver Patrick Mondiano hebben als basis een oude (natuurlijk vergeelde) foto waarop de hoofdpersoon iemand herkent, terwijl de anderen daar omheen onbekend zijn en hem aanzet tot een speurtocht naar een onbekend verleden.

Dat sporen per definitie onvolledig zijn komt ook voor in de betekenis van minieme, nauwelijks op te merken aanwezigheid. Niet zelden is ook hier weer het vermoeden van misdaad in het spel – bijvoorbeeld sporen van vergif (en moet er een analyse in een laboratorium aan te pas komen). Scherper gezegd: het vermoeden leidt tot het zoeken van sporen. Maar zo geformuleerd is het duidelijk dat het veel verder gaat dan alleen de misdaad, een goed deel van het wetenschappelijk onderzoek is daarop gebaseerd. Niet alleen wetenschappen als chemie of fysica maar ook de psychologie en zelfs de literaire tekstkritiek zijn bezig om via vermoedens (soms hypothesen genoemd) sporen te volgen.

Sporen maken

Zoals boven vastgesteld is het eigenlijk onvermijdelijk dat we sporen maken – van elke gebeurtenis of activiteit blijft wel iets over. Dat gebeurt gewoon of we dat nu willen of niet. Maar soms willen we het ook. Dan maken we sporen op een bewuste manier. Het is goed daar nu onze aandacht op te richten.

Er bestaat het spel spoorzoeken, waarbij de door een groep uitgezette sporen door een andere groep moeten worden gezocht en gevolgd; welnu het is mogelijk dit te verbreden tot een algemene cultuurhouding. Het spel wordt dan serieus gespeeld.

De cultuurhouding bestaat dan uit het bewust aanbrengen van tekens die aangeven dat we ergens waren – op een zekere plaats ( en meestal ook op een bepaald tijdstip) of dat we een zeker parcours hebben gevolgd. We willen dan laten weten dat we daar of daar waren of dat we die of die weg hebben afgelegd. Die tekens zijn bestemd voor de anderen, het zijn communicatie-tekens – dus hopen we dat ze door anderen worden opgemerkt, dat is wel de bedoeling.

De intentie, de reikwijdte, ook het niveau kunnen dan nog heel verschillend zijn. K moet denken aan de graffiti op de vele muren in de huidige steden – voor veel mensen (ook voor mij) een regelrechte plaag, een ontsiering van de straat – en stadsbeeld; maar toch zijn het sporen, tekens van ‘ik was hier’ – ze lijken volledig anoniem, die ‘ikken’ zijn de verschillende vandalen, maar vrijwel zeker is er bij de aanbrengers onderling wel degelijk herkenning, is er sprake van handtekeningen.

Op een ander niveau zouden we kunnen spreken van creatie, noem het kunst – maar ook dan gaat het om blijk geven van een aanwezigheid en is er hoop dat ‘er iets blijft hangen’ – eigenlijk gaat het daar steeds om, laten we ons niet vergissen.

Het boeiende is nu dat we ons dat steeds bewust kunnen maken, dat we in de wetenschap dat we altijd sporen nalaten ons met die sporen gaan bemoeien, dus de kwaliteit daarvan in ogenschouw nemen. Nooit kan alles bewaard worden, na een korte tijd of langere tijd blijven fragmenten over, na nog langere tijd worden het sporen die verwijzen naar wat eens aanwezig was.

Gebouwen bijvoorbeeld hebben ook geen eeuwig leven, ze worden afgebroken of anders worden het ruïnes. Meestal nemen andere gebouwen hun plaats in en vaal zijn de eerste dan spoorloos verdwenen, totdat ook dat gebouw weer verdwijnt en een archeoloog de tijd krijgt in de dan ontstane bouwput de resten van de voorgangers te ontdekken en via die sporen de geschiedenis van de plek te achterhalen. Maar ook hier kan men er bewust mee omgaan, zoals bijvoorbeeld de Antwerpse architect Bob van Reeth, die hoopt dat zijn gebouwen intelligente ruïnes’ zullen opleveren. Opnieuw sporen maar die kunnen worden opgenomen om dar verder op door te kunnen bouwen, naar de behoefte van de nieuwe tijd die dan is aangebroken. We kunnen niet leven zonder een verleden, het heden moet daar zijn voeding in vinden om tenslotte voor een toekomst te zorgen – de vele sporen naar de vroegere aanwezigheid zijn er om te volgen, om er achter te komen. Maar als dat waar is , hebben we nu ook de plicht voor nieuwe sporen te zorgen voor de komende generaties. Het leven gaat door, eindigt niet met het einde van een eeuw (dat natuurlijk een buitengewoon willekeurige tijdsbepaling is).

Ter afsluiting

Sporen zijn tekens van aanwezigheid. Ze verwijzen naar iets wat gebeurd is en dat gebeuren kan veroorzaakt zijn door mensen, dieren, natuurverschijnselen (storm, aardbeving). Wat ons het meest interesseert zijn vrijwel altijd de sporen van de menselijke aanwezigheid; dan kan het gaan om culturen, beschavingen die zijn verdwenen, maar ook om individuen die ergens waren en nu schijnbaar spoorloos verdwenen zijn (en dat levert dan weer een formule voor een televisieprogramma op).

Sporen kunnen wijzen op nalatigheid – aanwezigheid die eigenlijk niet opgemerkt zou moeten worden, dus bijvoorbeeld vervuiling – het heet dan ‘hou de natuur schoon’- maar nee, mensen laten rotzooi achter, blikjes, lege flessen, papier enzovoort. Of, helaas, op grotere schaal: vervuiling van hele gebieden, meren, rivieren, bruinkoolgroeves van onmetelijke omvang.

Sporen kunnen ook wijzen op een positieve aanwezigheid, op boeiende rijke culturen – ook moeten de sporen ons doen raden, maar alleen al de sporen kunnen ons n verrukking brengen ( en onze fantasie op hol). Minieme aanwijzingen doen soms wonderen: hele werelden kunnen worden herschapen op grond van wat opeen plek wordt aangetroffen. Is of was dit een pad? Zo ja, waar leidt of leidde het dan toe?

En, tenslotte en nogmaals, als we zelf niet spoorloos willen verdwijnen, moeten we ons bezighouden met de sporen die we achterlaten. Dan worden et sporen die we w i l l e n achterlaten. Dat we ze maken is onvermijdelijk, mar de vorm en de kwaliteit kan een kwestie zijn van zorg. Onze aanwezigheid is een voortgaan op wat wij aantroffen, precies zo is dat voor de volgende generatie met onze ‘sporen’.

Willem Koerse

juli 1995 | Ferme

Deel dit bericht

Er valt meer te ontdekken

Architectuurnomaden

Gastvrijheid

Voor ‘het huis van de kunstenaars’ word ik aangesproken. “Of ik op het dak de bergen van het Atlasgebergte wil zien”. Ja, dan heeft hij mij

Lees verder »

Stuur me nieuwe berichten

Houd me op de hoogte